Contact gegevens

Kerksingel 26
2981 EH  Ridderkerk

Email algemeen: info@oudridderkerk.nl

Bankrekeningnummers:

NL40RABO0355484838

NL93INGB0004208049

KvK-nummer: 41126694

RSIN: 009623851

 

Openingstijden:

 

Woensdag 13:30 - 16:30 uur
Donderdag 13:30 - 16:30 uur
Vrijdag 13:30 - 16:30 uur
Zaterdag 13:30 - 16:30 uur

 

Toegang is gratis!

Expositie Agenda.


Donateur worden?


Privacy-verklaring


Deze website wordt gebouwd, onderhouden, gehost en gesponsord door:


 

 

 

(Twee Ridderkerkse jongens gaan “s avonds laat naar het Gorzenmeer omdat daar eeuwen geleden een klooster gelegen zou hebben dat elk jaar in de nacht van vier augustus omhoog zou komen om daarna weer te verzinken)

“Een toren”, fluisterde Michiel opgewonden, “het is een kerktoren!”
Sjaak knikte nauwelijks merkbaar zonder zijn ogen van het ongelofelijke schouwspel af te halen. De toren stak nu ongeveer vijf meter boven het water uit. Bovenop stond een groot kruis waar het water van af droop. De punt van de toren was bedekt met glimmende platen leisteen. Vlak boven het water was een omloop met een lage open stenen borstwering.
“Het klooster”, fluisterde Sjaak, “het is toch waar, dat is het klooster uit het verhaal, waauw!”
Vlak voor hen had zich een beeld ontvouwd dat de schilder Jeroen Bosch in zijn wildste fantasieën niet had kunnen bedenken.
Van het ene moment op het andere hield het klokgelui op.
Een gedaante maakte zich los van de donkere achtergrond. Hij was gehuld in een grijze mantel die hem als een vormeloze zak omhulde. Op zijn hoofd droeg hij een kap waardoor zijn gezicht aan het oog onttrokken werd. 
Hij hief zijn armen op en riep met schorre stem, “help ons, help ons.”
De jongens keken elkaar aan, blijkbaar had de figuur hen niet gezien.
Weer klonk de stem, “ is daar iemand die ons kan helpen?”

Opeens voelde Sjaak een wonderlijke kalmte over zich komen.
Hij ging staan en zei met vaste stem; “Hier zijn wij, hoe kunnen wij u helpen?”
De figuur op de toren sloeg een kruisteken en zei; “ Eeuwige dank aan Hem die u hierheen gezonden heeft. Wij zijn broeders van de orde der Dominicanen. Onze zielen zijn opgesloten in dit watergraf, wij worden gevangen gehouden door de monsterlijke leugens die men over ons verteld heeft.”
“Mmmaar, wat is er dan gebeurd dat u hier opgesloten zzzit”, vroeg Michiel met een klein stemmetje.
“Wij waren godvrezende hardwerkende mannen”, ging de figuur verder, “trouw aan onze roeping en de geboden van de Heer. Wij leefden in vrede vele jaren lang. Maar toen kwam er een kwade geest over de streek die de mensen tegen elkaar opzette. Men loog en bedroog. Leugenachtige verhalen over ons deden de ronde, leugens over drank die wij tegen onze belofte in zouden gebruiken. In den beginne waren onze gebeden en goede werken tegen de leugens opgewassen maar gaandeweg werd het kwaad sterker en sterker tot de boosaardige last die op onze hoofden gestapeld werd steeds zwaarder op ons begon te drukken en ons tenslotte onder duwde in het moeras van de Satan waaruit wij op eigen kracht niet meer boven konden komen.”
“Maar”, zei Sjaak die over de grootste schrik heen was, “hoe kunnen wij u dan helpen?”
“Zijt gij de schrijfkunst meester?”, vroeg de gedaante.
“Hè?”, vroeg Sjaak.
“Of je kan schrijven”, siste Michiel.
“O ja, natuurlijk. Ik ga naar groep acht.”
“Groep acht?”, vroeg de figuur.
“Ja, van de Wingerd, een school hier in Ridderkerk “, verduidelijkte Sjaak.
“School, ja dat woord ken ik. Welnu, schrijf op wat ik u gezegd heb. Ontmasker de leugens die over ons verteld worden zodat ze verdwijnen en ons niet langer gevangen houden op de bodem van deze poel. Gij kunt onze zielen helpen de eeuwige rust te vinden.”
Een krakende donderslag rolde over het water en langzaam zonk de toren weer terug in het donkere water.
“Help ons, help ons!” riep de donkere figuur nog eenmaal en verdween toen weer in het zwarte gat van de deuropening. Vlak voor hij weg was werd de kap om zijn hoofd even verlicht door een schittering van het maanlicht op het water en zagen de jongens in een flits iets wat nog het meeste weg had van een doodshoofd dat naar hen leek te grijnzen. Toen was het verdwenen. Langzaam zonk de torenspits onder water en na enkele ogenblikken was ook het kruis verdwenen, een lichte rimpeling gaf de plaats aan waar het zojuist nog geweest was.
Gebiologeerd staarden de jongens naar de plek  waar ze zojuist dat ongelofelijke gezien en gehoord hadden. De laatste woorden klonken nog na in hun oren.
Even was het stil.
Toen zei Sjaak met vaste stem: “Ja, dat beloof ik.”
Het klonk alsof hij een eed aflegde, een belofte die hij na zou komen, wat hij er ook voor zou moeten doen. Zijn stem galmde over het water en kaatste terug van de overkant .

En hiermede heb ik mijn belofte ingelost.
 

Teun Rijsdijk.