Contact gegevens

Kerksingel 26
2981 EH  Ridderkerk

Email algemeen: info@oudridderkerk.nl

Bankrekeningnummers:

NL40RABO0355484838

NL93INGB0004208049

KvK-nummer: 41126694

RSIN: 009623851

 

Openingstijden:

 

Woensdag 13:30 - 16:30 uur
Donderdag 13:30 - 16:30 uur
Vrijdag 13:30 - 16:30 uur
Zaterdag 13:30 - 16:30 uur

 

Toegang is gratis!

Expositie Agenda.


Donateur worden?


Privacy-verklaring


Deze website wordt gebouwd, onderhouden, gehost en gesponsord door:


 

 

 

In 1845 ontstond in een groot deel van West-Europa hongersnood als gevolg van de aardappelziekte. De aardappelopbrengst was soms niet meer dan 15% van een normale oogst. Als gevolg daarvan, kwam een grote emigrantenstroom opgang richting Noord-Amerika. Vooral veel Ieren zijn toen geëmigreerd. De aardappelziekte is Ridderkerk niet voorbijgegaan, maar vrijwel zeker zijn er geen mensen geëmigreerd en is er ook niemand de hongerdood gestorven. Dat betekent niet, dat er in Ridderkerk geen ellende was als gevolg van het tekort aan aardappels.
 
In onze gemeente werkte het grootste deel van de arbeidende klasse in de vlasserij en onder “normale” omstandigheden kon men het hoofd net boven water houden. Een man moest dan wel in de zomer van 04.30 - 19.00 uur in touw zijn. Binnen die tijd was er wel in totaal 3 ½  uur rust, maar er bleven dan nog 11 uren per dag hard werken over en dat 6 dagen per week.Dat alles voor een weekloon van f. 4,- à  f. 5,- en daar ging dan nog aan huishuur f. 1,- vanaf.
 
In de winter waren de werkdagen korter. Meestal werd dan 48 uur per week gewerkt en dat gebeurde in de zwingelkeet. Daar werd gewerkt in een omgeving die zo stoffig was, dat we ons daar geen voorstelling van kunnen maken. Een volstrekt ongezonde situatie. De verdiensten waren zo laag, dat vrouw en kinderen in de vlasserij moesten meewerken.
 
Weduwen en wezen, gezinnen die met ziekte te kampen hadden, ouden van dagen enz. waren aangewezen op de armenzorg. In die tijd was er een gezamenlijk optreden van het Algemeen en Diaconaal Armbestuur. De Hervormde Kerk zorgde voor de mensen die bij die kerk behoorden en de rest kwam onder de hoede van een armmeester die door de gemeenteraad werd benoemd. De diaconie kon meestal voldoende geld vergaren voor de eigen kerkleden en de gemeente stopte geld in de armenkas. Soms werd er aan de diaconie een subsidie verstrekt. Het geheel stond onder het oppertoezicht van de gemeenteraad en de kerkenraad van de Singelkerk.
 
De omstandigheden waren al niet zo best en daar kwam dan nog de aardappelziekte bij. Betaalde men eerst voor een mud aardappelen 3 à 4 gulden, dat werd al snel 15 tot 20 gulden.
Een tekort aan aardappelen dreef ook de prijs van rogge, tarwe en erwten omhoog. Tot overmaat van ramp was de kwaliteit van het vlas ook nog slecht. Het vlas was zo taai, dat er veel langer gezwingeld moest worden om het vlas af te leveren. Men werkte op stukloon, dus de verdiensten gingen ook nog eens naar beneden.
 
In die tijd kwam er een verzoek bij de gemeente binnen voor het vestigen van een Bank van Lening. Dat verzoek werd door de gemeenteraad afgewezen. Als reden werd o.a. genoemd: “Dat deze gemeente voornamelijk is samengesteld uit personen van de arbeidende klasse, die reeds nu telkens behoefte ondervinden en ondersteuning van de armenkas nodig hebben. Dat deze personen geacht moeten worden het meeste gebruik van de Bank van Lening te zullen maken en daardoor hun behoeften groter en de ondersteuning zal vermeerderen“.
 
De situatie werd voor veel mensen steeds slechter. Op 17 september 1845 nodigde de gemeenteraad de meest gefortuneerde Ridderkerkers en het Armbestuur uit om over de situatie te overleggen. Er werd besloten om de huisgezinnen van de arbeiders te inventariseren. Als het nodig werd zou dan brood verstrekt worden, maar uitgesloten werden zij die misbruik maakten van sterke drank. Dat betekende voor de rijke Ridderkerkers een verplichte bijdrage, die door de gemeente naar draagkrach werd opgelegd.