Contact gegevens

Kerksingel 26
2981 EH  Ridderkerk

Email algemeen: info@oudridderkerk.nl

Bankrekeningnummers:

NL40RABO0355484838

NL93INGB0004208049

KvK-nummer: 41126694

RSIN: 009623851

 

Openingstijden:

 

Woensdag 13:30 - 16:30 uur
Donderdag 13:30 - 16:30 uur
Vrijdag 13:30 - 16:30 uur
Zaterdag 13:30 - 16:30 uur

 

Toegang is gratis!

Expositie Agenda.


Donateur worden?


Privacy-verklaring


Deze website wordt gebouwd, onderhouden, gehost en gesponsord door:


 

De vier kinderen Vlasblom, v. l. n. r. Job, Dirk, Corrie en Bas.

 

Wat een armoe in de jaren dertig van de vorige eeuw. Je moet het zo zien: een enkeling was rijk hier, een kleine middenmoot kon aardig rondkomen, maar de meerderheid was arm. Een schoolreis? Nee, in de tijd dat ik op school zat heb ik geen schoolreis meege¬maakt. Wel zwommen we in de haven. Het water daar was schoon. Mijn vriendje zijn vader was chef van de tekenkamer bij Smit Slikkerveer. Dat gezin was rijk in mijn ogen. Toen mijn vriendje een broek aan had die hij niet lekker vond zitten, wilde hij een andere. Dat mocht en in stilte wenste ik dat die broek als 'afdanker¬tje' naar mij toe zou komen. Wat was ik blij toen dat het geval was. Dat vriendje was ook een slechte eter. Zijn moeder hoopte -het was oorlog - dat als ze twee boterhammen met veel boter maakte, een voor hem en een voor mij, dat hij dan ook wel zou eten. Niks ervan. Als zijn moeder niet keek, schoof hij een stuk op mijn bord. Hap, Job Vlasblom lustte er wel pap van.

'Je moet niet denken dat wij hier in de oorlog genoeg te eten hadden. De boeren persten uit het vlaszaad veekoeken. Die gingen we als jongens jatten, zo'n honger hadden we. Dus niet alleen in de Hongerwinter, zoals jij dacht, was er honger. En wij hadden nog een tuin. Maar op een dag zei mijn moeder dat er niks meer was. Toen ben ik, het was vreselijk koud, naar buiten gegaan en heb in het spruitenveld van de spruitenplanten de toppen afgebroken. Mijn moeder heeft er 'soep' van gekookt. Een bof was dat mijn zus bij Cees Groenenboom werkte. Cees was een reuze kerel. Een keer in de week konden de kinderen uit de buurt bij hem erwtensoep komen eten. Dan kon je er weer even tegen. Omdat mijn zus er werkte, mochten wij drie keer komen. In de zomer voor de Hongerwinter ging ik met mijn vrienden stekelbaarsjes vangen. Ja, je deed alles om aan eten te komen. Er was toen een explosie van stekelbaarsjes. Waarom weten ze nog steeds niet. Ik heb toen wat gaas 'geleend' van de mulo-school. Dat gaf nogal weerstand met buigen, maar we konden er een soort bak met één zijopening van maken. Touwen aan de vier hoekpunten zodat de bak opgetild kon worden. Klaar was Kees. In de griend zaten scholen stekelbaarsjes. We joegen de school visjes zo op dat ze in de opening van de bak zwommen. Snel ophalen en hup in de nagelzak, dat is zo'n juten baaltje. Die zak moest je wel met zijn tweeën dragen. Over je schouder ging niet dan staken de stekels venijnig in je rug. Thuis knipten mijn vijf zussen de kop en de stekels eraf. En dan bakken in de pan. Zo kwamen wij toen aan onze calorieën.

 

Op de velgen.

Een familielid woonde bij het Zuider Ziekenhuis in de buurt. Haar man had als treinmachinist geweigerd mensen naar de kampen te vervoeren en was daarna ondergedoken. Maar dan kreeg je geen bonnen voor voedsel meer. Dus ik wat brengen. Ik op mijn fiets er naartoe. Een fiets die geen banden had. Ik reed op de velgen. Er zat alleen een stuur op; er was een ketting en er waren twee trappers. Geen bagagedrager. Maar goed ook, want als je er iets op vervoerde werd het er bij een jongen die ik natuurlijk nog was, gewoon vanaf gerukt. Tegen een grote kerel had je geen verweer. De zak met stekelbaarsjes werd daarom bij mij voorop het stuur stevig vastgebonden. Wat waren die mensen blij. Weet je wat ze deden? Zonder te wassen gingen de stekelbaarsjes zo de pan in. Zo'n honger hadden ze. Nog even over de fiets: Ik reed met mijn fiets zonder banden maar wat graag op de Rijksweg. Daar had je van die betonnen platen. Met alleen velgen om op te rijden ging dat het best. Tot we beschoten werden. Engelse jagers speurden de wegen af. Toen ze ons zagen rijden vuurden ze op ons. Van mijn vader mocht ik het nooit meer doen. Later probeerden we van de machinist van het watergemaal te weten te komen wanneer het begon te draaien. Als we het wisten konden we op tijd een zak onder de watermassa houden waar grote hoeveelheden stekelbaarsjes in zaten. Die werden zo uit de sloten de rivier in gepompt. We hadden in no time een grote vangst. Dat ging sneller dan met de bak van gaas. Vissen deed ik ook. Na acht uur mocht je niet meer buiten. Maar als ik achter de hopen aarde bii de haven met mijn kruisnet in het pikkedonker aan de slag ging, kon de schildwacht die in de buurt liep ons niet zien of horen. Het net was anderhalve meter in het vierkant. De haven zat toen stikvol vis. Er werd in de oorlog niet meer door beroepsvissers gevist. Dat zal wel de reden zijn. Ik heb wel eens tachtig vissen gevangen. Die waren met een groot gezin en andere familieleden snel opgegeten'.

 

Op houtjacht.

Of ik in de oorlog altijd naar school ben geweest? 'Nee,de Duitsers vorderden de school meerdere malen. Het gebeurde dat we wekenlang niet naar school gingen. Watwe dan deden? De Duitsers'helpen' met het inruimen van de school bijvoorbeeld.Het kwam voor dat je een halve kaas onder je jas kon verdonkeremanen.Het kamp voor de krijgsgevangenen dat aan de haven stonden waar geen krijgsgevangene meer in zat, hebben we helemaal leeg gestolen.Er zaten in het voorste stuk nog wel Duitsers. Je moest voorzichtig zijn. Er lag een dubbele prikkeldraadversperring. Met een maat die timmerman was, hebben we een zesdelig konijnenhok eruit weten te zagen. Het hout wisten we op slinkse manierbij laagwater daar weg te krijgen. Ik heb wel eens een middag in die barakken opgesloten gezeten, omdat er plotseling schietoefeningen werden gehouden door de Duitsers.'
'Soms zei ik tegen mijn moeder dat ik even ging 'polderen1. Dat betekende dat ik het weiland in ging om te kijken of er iets was om mee te nemen. Zag ik een houten paaltje, nou dan nam je dat mee. Houten bruggetjes werden toen ook gesloopt. Er stonden hier palen in het weiland om er voor te zorgen dat vliegtuigen er niet konden landen. Al die palen waren verdwenen op eentje na. Een kanjer die we er in de winter niet uit hadden kunnen halen. Die paal stond ook te dicht bij de huizen. Plotseling was 'ie toch weg. We vonden hem onverwachts terug bij de jongens van de kleermaker, onder de heg. Na de oorlog lag die paal er nog. Ze hadden geen gereedschap om hem verder kapot te zagen'. 'Van dokter Op de Goel kreeg ik ook te eten. Ik was 13 jaar, het was 1944, ik kon medicijnen rond brengen. Een boodschappentas met wat houtwol erin tegen het breken van de flesjes. Zo fietste ik rond op massief rubberen banden. Voor Slikkerveer kwamen de mensen het halen bij de Graaf, de schoenenzaak. Want ik kon het onmogelijk bij iedereen zelf aan de deur brengen. Ik heb dat gedurende de Hongerwinter gedaan. Voor hoeveel? Ik denk voor ƒ 2,50 in de week. De laatste keer dat ik voor hem fietste weet ik nog. Bij de dokter lag een grote witte boterham met boter en suiker op me te wachten. Dat zal ik nooit vergeten'.
De Duitsers hadden in de oorlog twee extra leerjaren aan de zes jaar onderwijs toegevoegd. Dit voortgezet gewoon lager onderwijs (v.g.l.o) was zeker niet populair. Er was aan het eind van de oorlog niet veel controle door de inspectie. Daarom haalden -de mensen hun kind van school of deden het: toen al eerder naar de mulo. Job Vlasblom: Tk zat zelf ook in de vglo-klas, van meester de Bilde. Een fijne moderne meester. Als er in de oorlog  Engelse vliegtuigen over kwamen richting Duitsland dirigeerde hij de hele klas naar buiten. Op de gemeentegrond een eindje verder waar ieder van ons ongeveer twee vierkante meter tuintje had, keken we dan blij nas de hemel'.


Dick de Winter.

 

Vervolg Praten met Job Vlasblom deel 3.