IJscoman Arie Lagendijk

Arie Lagendijk in 1934 met zijn ijscokar.

Rijk met een cent.

Misschien kent u het liedje van Wim Sonneveld ’een cent, een cent, wat waren we rijk met een cent’.
Het eerste belangrijke muntstuk in mijn leven was een stuiver, zijnde een week zakgeld op acht jarige leeftijd. Daarvoor werd ik wel geacht zes dagen gras te plukken voor onze konijnen die een niet geringe vraatzucht aan de dag legden. Na de Kerstdagen was ik er om voor de hand liggende redenen elk jaar weer even van af. Op zaterdag was het betaaldag en als ik na enig aandringen mijn vader, die soms een selectieve vergeetachtigheid voorwendde, overgehaald had tot uitbetaling kwam het dilemma; Hoe zou ik dit klein kapitaal besteden? Sparen was zonde, alles wat je spaarde, zo dacht ik, zag je nooit meer terug. Nee, Carpe Diem, pluk de dag, er moest wat voor gekocht worden, geld moet rollen.

 

Zoethout voor een stuiver.

De mogelijkheden waren legio. Voor een stuiver kon je een spekkie kopen (je was dan letterlijk een spekkoper, ik vond het alleen maar taai en veel te zoet), of zoethout (vies, gele tanden en rafels hout in je mond), of duimdrop (kleverige vingers), of een zakje zwart-wit (kwamen altijd bonken in dat puntzakje. Op het laatst stak je het zakje maar in je mond omdat de hele troep er aan gekleefd zat waarna je op het eind een balletje uitgekauwd papier overhield), of kauwgom met filmsterrenplaatjes (van kauwgom word ik altijd een beetje agressief terwijl het toch rustgevend zou moeten zijn, ik wil het altijd kapot bijten), of een zgn. vraagtekenpakket (waar door een grilllige speling van het noodlot bij mij bijna altijd het zelfde in zat zodat het niet echt meer een vraagteken was) of vijf toffees van een cent (werden zacht in je zak en kleefden tussen je kiezen). Nou, u merkt het wel, ik was niet zo’n snoeper.

 

La Venezia.

In de zomer was de keuze niet moeilijk omdat er dan een aantal ijscomannen, door ons ijsboeren genoemd, bellend voorbijkwamen belust op onze zuurverdiende zakcenten. In willekeurige volgorde zagen wij karren van ERMI (Eerste Rotterdamse Melk Industrie), Sierkan IJs (dat smaakt), Banketbakkersijs of Jamin IJs (van die grote pakken maar ik vond dat er een vreemd smaakje aan zat). Maar al die merken kwamen er bij mij niet aan te pas want ik wilde mijn hele weekgeld besteden aan een ijsje van vijf van één bepaald merk. En dus zat ik op zaterdagmiddag uren op de metalen buis voor ons huis aan de Kerkweg met een warme stuiver in mijn vuistje geklemd te wachten op de kar van La Venezia, wat ik het lekkerste ijs vond. Als het warm was moest je wel snel likken want als je even niet oplette smolt er zo maar twee dagen grasplukken tussen je vingers door.

 

Een sigaret van Rinus Verseveld.

Later kreeg ik een kwartje, genoeg voor een zak patat met of drie grammofoonplaatjes in de juke-box van de cafetaria van Cor Oké of de inmiddels ontdekte sigaretten. In die tijd heette roken nog gezond want het doodde schadelijke bacteriën. Inmiddels weten we dat vanwege het roken niet alleen de schadelijk bacteriën het loodje leggen. Rinus Verseveld, die een winkeltje halverwege de Kerkweg had, verkocht losse sigaretten en als ik zuinig was kon ik bij de sigarenwinkel van Bos op dorp een pakje sigaretten kopen. Tien voor vijfendertig cent. Het merk was Moonshine. ‘For lucky people’, stond er op. Je was lucky als je er zonder een longbeschadiging van af kwam want echt smaken deden ze niet.
Of een merk dat Nr.10 heette. ‘Ongezien, dat is nr. 10’, stond er op, waarschijnlijk alleen al vanwege de stank die ze verspreidden. Je moest zo’n sigaret al rokend verticaal houden anders liep de tabak er vanzelf uit. Maar ja, voor vijfendertig cent kon je zelfs toen al niet veel verwachten. Later kochten we Miss Blanche (het meisje van de straat), Gold Flake of Pirate, allemaal van die scherpe virginia sigaretten. Amerikaanse sigaretten kwamen later pas. Ik was niet zo’n big spender en dus overwoog ik altijd zeer zorgvuldig voor ik een aankoop deed.

 

Het loonzakje.

Mijn eerste baan was bij de vlasserij Corns. van Nes op Rijsoord waar ik f.100,-- per maand schoon ging verdienen. Toen ik mijn eerste salaris kreeg moest ik bij de directeur Janus van Nes, die ‘de IJzeren Janus’  en soms ook nog wel anders, genoemd werd, komen. Hij nam zijn pijp uit zijn mond, keek me met zijn röntgenogen aan en zei: ‘Rijsdijk, hier is je eerste salaris. Niet versnoepen hoor’. Nou, die kans was klein want ik kon het loonzakje thuis direct afgeven. In een gezin van vijf kinderen was dat extra geld meer dan welkom.

Inmiddels heeft ons mooie Nederlandse geld plaats moeten maken voor een onpersoonlijke Euro en kan het gebeuren dat je op een gegeven moment geld in handen krijgt afkomstig uit Spanje of Frankrijk. Ook uitdrukkingen als: ‘Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje’, of: ‘zo plat als een dubbeltje’, of: ‘op de markt is je gulden een daalder waard’, of: ‘daar geef ik geen stuiver voor’, zullen langzaam uit onze spraak verdwijnen. Weer een stukje identiteit dat verloren gaat.

Misschien kunnen we in de Oudheidkamer een muntenkabinet maken van Nederlandse munten van vóór de Euro om aan onze kinderen, klein- of achterkleinkinderen, te laten zien hoe mooi het geld vroeger was en hoe dat muntstukje er uit ziet waar opa vroeger, na een hele week grasplukken, een ijsje voor kocht. Van La Venezia, natuurlijk.

 

Dit artikel werd eerder in de Combinatie geplaatst van 25 mei 2006 en is van de hand van Teun Rijsdijk.

 

 

Contact gegevens

Kerksingel 26
2981 EH  Ridderkerk

Email algemeen: info@oudridderkerk.nl

Bankrekeningnummers:

NL40RABO0355484838

NL93INGB0004208049

KvK-nummer: 41126694

RSIN: 009623851

 

Openingstijden:

 

Woensdag 13:30 - 16:30 uur
Donderdag 13:30 - 16:30 uur
Vrijdag 13:30 - 16:30 uur
Zaterdag 13:30 - 16:30 uur

 

Toegang is gratis!

Expositie Agenda.


Donateur worden?


Privacy-verklaring


Deze website wordt gebouwd, onderhouden, gehost en gesponsord door:


 

https://www.oudridderkerk.nl/ijscoman-arie-lagendijk